dinsdag 17 augustus 2010

vernieuwde basisvorming:

Elke school voor voortgezet onderwijs is verplicht om bepaalde vakken en onderwerpen aan te bieden. Dit noemen we de basisvorming. Basisvorming omvat maar liefst 15 vakken. Daaronder zijn leervakken, zoals Nederlands, Engels, biologie en wiskunde. Ook hebben we de "doe-vakken", zoals verzorging en techniek.

Bovendien zijn er expressievakken, zoals drama en handvaardigheid. Het verschil in de basisvorming per schoolsoort zit o.a. in het tempo en de moeilijkheidsfactor waarin de vakken worden gegeven. De basisvorming wordt afgesloten middels een aantal toetsen. Tijdens de basisvorming ligt de nadruk op een aantal kerndoelen:
- leren leren
- leren uitvoeren
- leren communiceren.

De basisvorming is ingevoerd in 1993 en regelt de verplichte vakken van de onderbouw. De vakken zijn verplicht voor elk type voortgezet onderwijs. Alle vakken worden afgesloten met een eindtoets. Een belangrijk onderdeel van de basisvorming is de samenhang tussen de vakken. Bovendien streeft de basisvorming naar een vernieuwde inhoud van deze vakken. Kortom; de basisvorming regelt
dat scholen de juiste vakken op de juiste manier geven.

Maar gelukkig mag een
school ook nog zélf bepalen wat ze met hun lessen doen. Een deel van de 32 verplichte lesuren per week zijn ingeruimd als 'vrije ruimte'. Op het gymnasium wordt een aantal van deze lesuren ingevuld door de lessen Klassieke Talen; een ander deel van de vrije uren wordt gebruikt om extra lessen te geven in de verplichte vakken. Van onze leerlingen verwachten we dat ze wel meer kunnen dan de leerdoelen die de basisvorming voorschrijft. En om dat te bereiken, laten we ze meer leren. Logisch toch? Daarom geven wij eigenlijk geen basisvorming, maar basisvorming plús. Omdat je naast de leerdoelen ook leert hoe je zelfstandig werkt en onderzoekt. Je leert hoe je het beste kan leren. En... we leren je zien en begrijpen hoe verschillende vakken samenhangen en elkaar overlappen.

Zodra je de basisvorming hebt afgerond, stap je over naar de Tweede Fase. Hier ga je nog zelfstandiger aan de slag. Maar dat is geen probleem, want zelfstandig werken, dat was een van de leerdoelen van de basisvorming.

Basisvorming staat voor:
- Onderwijs in de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs
- Brede vorming tot volwaardig lid van de maatschappij en betere toegang tot arbeidsmarkt
- Kennis, inzicht én vaardigheden; ontwikkeling van de leerling als totale mens
- Persoonlijke ontplooiing leerling
- Recht doen aan en leren omgaan met verschillen
- Leerling die actief op zoek is naar kennis, inzicht en vaardigheden begeleid door docent
- Veel aandacht voor leerlingbegeleiding
- Onderwijs
dat later zal opgaan in de derde cyclus van het Funderend Onderwijs

Kenmerken:
- Leerlingen VMBO en Havo/vwo nieuwe stijl krijgen dezelfde vakken, niveau verschilt
- Nieuwe vakken als Papiamentu, Begeleiding en Verzorging, Mens en Maatschappij, Mens en Natuur, Techniek en Cultureel Artistieke Vorming
- Aansluiten bij de belevingswereld van de leerling en vakken meer in samenhang geven.

Hoe moet de basisvorming voor de periode na 2004 worden ingevuld? Al eerder concludeerde de raad
dat het lesprogramma overladen en te versnipperd was. Vorig jaar nam de staatssecretaris van Onderwijs enkele tijdelijke maatregelen voor de korte termijn. De meer fundamentele aanpassingen die de raad in dit advies voorstelt, bieden duidelijkheid en verhogen de kwaliteit van de basisvorming.

Verdeel de vakken anders:
De huidige basisvorming is breed samengesteld. Deze moet verdeeld worden in een verplicht deel (kerncurriculum) en een differentieel
curriculum. Het kerncurriculum bevat:
• de basisvakken Nederlands, Engels en wiskunde
• het nieuw te ontwikkelen leergebied ‘
science' (natuurkunde, scheikunde, biologie en techniek)
• sociaal-culturele vakken (geschiedenis, staatsinrichting, aardrijkskunde en kunstvakken)
• lichamelijke opvoeding en
• ict-vaardigheden.
Het differentieel curriculum omvat de overige talen en vakken als verzorging, economie, godsdienst en levensbeschouwelijke vorming.

Het kerncurriculum moet vijfachtste van de onderwijstijd in beslag nemen en het differentiële deel drieachtste. De totale lestijd blijft daarmee hetzelfde. Scholen mogen zelf bepalen hoe zij het differentiële gedeelte invullen.

Voeg een aantal vakken samen:
De raad stelt voor de vakken natuurkunde, scheikunde, biologie en techniek in één leergebied, ‘science', onder te brengen. Hierdoor wordt de inhoudelijke samenhang beter benut en de versnippering tegengegaan. Ook kan de belangstelling voor (en keuze van) bètavakken erdoor worden gestimuleerd.

Breng niveaus aan:
De raad stelt voor de kerndoelen op drie niveaus te formuleren: een minimumniveau (haalbaar voor bijna alle leerlingen), een middenniveau en een hoog niveau. De raad pleit ervoor dat er expliciete toetsing plaatsvindt, via de eindexamens of via eigen schooltoetsen aan het einde van de basisvorming. Ter ondersteuning moeten er landelijke voorbeeldtoetsen worden gemaakt. De invulling van
procedure en toetsen wordt aan de scholen overgelaten, maar zij dienen hierover wel verantwoording aan de inspectie af te leggen.

les aantekeningen

Waarom is het zo belangrijk dat kinderen tekenen?
- Motoriek
- Fantasie
- Waarheid
- Ontwikkeling
- Belangstelling materialen
- Omgaan techniek
- Waarneming

Belangrijk om kinderen te motiveren in tekenen:Komt vaak door docenten dat leerlingen het niet meer leuk vinden.Positieve stimulans, wanneer je dit niet doet gaat de motivatie achteruit.

Tekenen kinderen:

Krabbelfase ca. 1-4 jaar:
· Pen/potlood vast kunnen houden;
· Kunnen zitten;
· Verbazing van kleur op papier (sporen);
· Beschikken over grove motoriek;
· Kind ziet dat het spoor een lijn is.
· Kind kan langzamerhand staan/lopen;
Beheerst motoriek steeds beter. Samenhang tussen waarnemen en motoriek.
· Kind gaat rondjes maken met het potlood;

In de krabbelperiode vind er een overgangsfase plaats. Ze gaan de tekeningen benoemen. Het tekentje heeft alleen geen vaste naam, als het de ene keer een vogel is, is het de andere keer een boom. Begripsvorming. De benoeming hoeft niet overeen te komen met de werkelijkheid, het is onbetrouwbaar. Een kind maakt zijn eigen werkelijkheid.

Gecodeerde werkelijkheid ca. 4-9 jaar:
Kind tekent spontaan en is creatief. Ze maken als ware afspraken over wat en hoe. Niet te vergelijken met de werkelijkheid.

Je hebt twee benaderingen: het ene kind ontwikkeld zich visueel meer dan het andere kind.
- Fysioplastische kinderen: meer visueel begaafd (schouwer)
- ideoplastische kinderen: minder visueel begaafd (bouwer)

Eerste onderwerpen:
- mens/ boom (de koppoter is het uitgangspunt voor de boom).
- huizen/ voertuigen/ zon/ bloemen/ dieren/ wolken.

Ideografische kenmerken: Meer het wat dan hoe.

Een groot kenmerk is de wanordelijke plaatsing.
Er is bijna plaats voor eerste ordening dit ontstaat langzaam vanuit wanorde.

Kubistisch tekenen ca. 4-9 jaar:
Het kind gaat variëren in en face en en profil. Deze gaat hij combineren.

De kinderen hebben in deze fase vaak 2 aanzichtspunten:
- vogelvlucht perspectief
- van voren
deze twee worden vaak gecombineerd.

De omklapping/rabattement
De doorzichtigheid. Als je bijvoorbeeld naar huizen kijkt, geen muur.
Je kijkt er dwars doorheen.

Haaks contrast
schoorsteen die bijvoorbeeld schuin op het dak staat. Of een mens met de armen wijd in plaats van naast het lichaam.

Juxtapositie
Is afzonderlijke plaats van positie. Ca. 8 jaar.v
oorwerpen los van elkaar. Geen overlapping of afsnijding

Exemplariteit: (Bij 7 jaar wordt het erger).
Het kind kiest wat bijzonder is voor een figuur. De kenmerkende eigenschappen. Bijvoorbeeld de strik in iemands haar extra groot maken. het benadrukken van een eigenaardigheid.

belangrijkheid en verdringing.
Benadrukken van iets belangrijks bijvoorbeeld een visser tekenen met een hengel in zijn hand en dan de andere hand helemaal niet tekenen want die is niet belangrijk.

Schrijfhelling:
kind tekent bijvoorbeeld van links onder naar rechts boven.

Kleurcodering:
Het kind kiest nog steeds niet voor de daadwerkelijke objectkleuren, maar kiest zelf de kleuren uit. Bijvoorbeeld blauwe wolken in plaats van wit.

Verschil tussen jongens en meisjes tekeningen is groot.

Geestelijk gehandicapten:
volwassenen worden in de leeftijdscategorie van kinderen geplaatst.

9/10/11/12 jaar:

naturalistisch tekenen:
verband tussen kijken en tekenen. Ze leren beter te kijken. Ze worden meer gestimuleerd. Ze gaan details weergeven in de tekeningen.

De automatische herhaling:
Het schema tekenen. Het volgen van patronen in die herhaling zit wel ergens een eind.

woensdag 7 oktober 2009

Eigenschappen

Goede eigenschappen van een docent:
- Georganisserd;
- Goede structuur van lesmateriaal;
- Geeft duidelijke grenzen aan;
- Betrokkenheid naar de leerlingen toe;
- Met overtuiging over zijn eigen vakinhoud praat;
- Autoriteit uitstralen;
- Duidelijk praten en schrijven;
- Eigen fouten durven toegeven;
- Jezelf flexibel kunnen instellen;
- Opbouwende kritiek kunnen geven.

Slechte eigenschappen van een docent:
- Onvoorbereid de les geven;
- Leerlingen voortrekken of juist benadelen;
- Te persoonlijk met leerlingen omgaan;
- Over jezelf heen laten lopen door leerlingen en collega's;
- Afspraken niet nakomen;
- Er onverzorgd bijlopen;
- Leerlingen niet uit laten praten;
- Te laat naar de les komen;
- Pestklacht wegwuiven;
- Leerlingen niet stimuleren wanneer nodig.